Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [15]zij zullen [16]de wateren uit [17]de zee doen vergaan, en [18]de rivier zal verzijpen en verdrogen. 15. Te weten die twaalf tirannen. Doch enigen duiden dit op Nebukadnezar en zijne opvolgers. 16. Te weten door dit middel: zij groeven een grote gracht, waar zij den Nijl inleidden, welke geul en vergadering der wateren genoemd wordt bij de oude schrijvers de zee Moerios; zodat de profeet hier wil te kennen geven dat zij de wateren van den Nijl afleidden en den bak deszelven droog zouden leggen. 17. Dat is, uit de rivier de Nijl; de Hebreen noemen zeeen alle grote vergaderingen van wateren. Anders: zij zullen de wateren doen vergaan, dat zij niet in de zee lopen. 18. Verstaat men hier door de rivier de Nijl, zo wordt hier met een ander woord te kennen gegeven hetgeen straks de zee genoemd is geweest.